De band tussen klant en kapper is een hechte. Daartussen komt hooguit een kam of schaar. Is de klant eenmaal gezeten voor de spiegel (waarin ogen de ziel bezien) dan ontspint zich een geweldloos gevecht waar enkel haren het onderspit delven. Een coupekamp waar in dit geval Kapper Karel afwisselend luistert, praat en te allen tijde zijn zwijgplicht, de barbier zijn Omerta, bewaart. Die geheimhoudingsplicht of erecode, daaraan is de goede kapper gehouden. Wat de klant doet met zijn of haar nieuwverworven kennis of dorpsroddel is aan hem en haar.