Ton Lebbink: Zelfde Baskenland, meer Akerbeltz & technische info voor (aanstaande) doe-het-zelvers

Rijptrip (XLXVIX)

Akerbeltz … Ton Lebbink kende het bier niet alvorens voet buiten Amsterdam te hebben gezet. Dat was een klein jaar geleden. De tijd dat hij, puberaal en bleu, juist de trein pakte om via Antwerpen naar Parijs te sporen. Nu, tegen het onmiskenbaar nakende einde van zijn persoonlijkheidsodyssee wist hij meer van dit wonderlijk brouwsel dan de gemiddelde nationale politicus of -ca van het kundig besturen van een land. Het had, net als ander bier, te maken met een één-uit-duizenden-mogelijkheden-smaak op basis van vier ingrediënten. Zo simpel en toch zo delicaat.

Ton Lebbink: Zelfde Baskenland, meer Akerbeltz & technische info voor (aanstaande) doe-het-zelvers

Water
Bier is in wezen een waterreus met meer dan 90% van dit doorzichtig en zich almaar vernieuwend nat (*). Zuiver of niet vormt dit de ruggengraad van misschien wel ons compleet bestaan. Wie consistent bier maakt heeft altijd water nodig van dezelfde samenstelling. Soms zelfs met sporen van mineralen.

(*) H'tjes en O'tjes koppelen zich continu aan andere O'tjes en H'tjes. Het zijn chemische party-animals voor wie geen monogame relatie heeft of ooit zal bestaan. Hierdoor smaakt water altijd fris en vers als net van de pers.

Graan
De meeste mensen en voornamelijk die uit de politiek willen er wel iets van meepikken: graan. Als je dit frequent en onophoudelijk toelaat kun je echter na verloop geen bier meer brouwen en moet je weer zoek naar nieuw graan. Net zo lang tot van het hierboven geschetste spreekwoordelijke geen sprake meer is: niet doen dus.

Graan geeft smaak en is verder een gewichtig ingrediënt voor alcohol en kleurgever van het gerstenat. Meest gebruikte variant is brouwersgerst; speciaal geteeld voor … juist ja. Het bevat veel zetmeel en specifieke eiwitten (circa 10%). Eerst dien je gerst te mouten. Daarna gaat het brouwfeest pas echt van start.

Wie geen brouwgerst heeft of wil, kan ook zijn heil zoeken in de effecten van haver, mais of rijst. Dat is geheel aan de brouwer en zijn beoogde dorstige klantenkring.

Hop
Dit klimplantje is van oorsprong Nederlands als de Deltawerken en de Mei van Gorter. De bloemetjes van de feminiene hop zijn er om het bier een kenmerkende bittere smaak te geven, naast dat het stevigheid geeft aan het schuim. Ook is het een prima conserveringsmiddel. Je kunt ook andere smaakmakers gebruiken zoals anijs, koriander, zoethout, vruchten (sinaasappelschil of kersen) of hip. In dat laatste geval krijg je een muzieksmaak die, voornamelijk in de arme wijk The Bronx, is ontstaan in de jaren zeventig te New York door veelal jeugdige brouwers als Afro-Amerikanen en Latino’s. Het bier was op enig moment zo populair dat er zelfs een heuse muziekstroming naar is vernoemd.

Gist
Wie hiernaar gist krijgt te maken met vele antwoorden. Waaronder rare. Het betreft hier een eencellige schimmelsoort die suikers omzet in alcohol en koolzuurgas. Ook is het een smaakmaker en goede jager op gelaatsontsierende puistjes: acné en meeëters. Elke giststam of -cultuur bezit een eigen aroma of smaak. Dé basis voor uniek bier.

Als gist in het bier achterblijft wordt het brouwsel troebel. Dat is niet erg, maar je moet er erg in hebben en houden. Pure gist schept spontane dronkenschappen. Bij heldere bieren is de gist voor het afvullen gefiltreerd. Er bestaan nog geen officiële verenigingen, maar er is en zeker in Frans-Baskenland, een sekte die gist-eren hoog in het vaandel en op de Pyreneeën draagt.

Bier
Ontkurk het pijpje en: Proost!

Toen ze genoeg hadden van dit technisch gezever waar het bier in het algemeen en Akerbeltz in het bijzonder betrof vertrokken Ton Lebbink en François Iraola samen op de Zündapp naar zijn woonplaats Ascain.

Ook daar weer de plank met worst en kazen en ook verschenen er maar weer eens kleine glaasjes op tafel waarin afwisselend groene en gele Izarra werd geschonken. Tegen middernacht leken alle vrouwen voor de tweede nacht op rij op sterke Baskische nazaten. Een clubje sliep in slaapzak op het centraal gelegen jai-alai-veld met het moede hoofd op het asfalt, afgedekt met een militaire zwaar geïsoleerde slaapzak in de legerkleur groen.

Ton Lebbink droomde nu eens niet, maar sliep als het blok waarmee hij zich morgen zou meten met de mannelijke tak van het Baskisch erfgoed. Sport? Hij mocht er graag naar kijken.

HET SPINNETJE

Ik ben aan het schrijven:

‘zouden homo’s ook met lesbo’s mogen trouwen’

‘dat tentsletje zouden ze beter bivakmuts kunnen noemen’

‘ik ben vandaag niet van gisteren
morgen hopelijk niet van vandaag’

‘ja maar, ze vroeg er snoep voor’

Loopt in de asbak een spinnetje over een uitgedrukte Drum.
Een minuscuul spinnetje, alles erop en eraan, niet groter dan een punt.
Een beginnend spinnetje amper zichtbare pootjes.
Dus heb ik dat beessie uit die stinkbak gered.
Makkie, gewoon die peuk pakken en het huis uitzetten.
Maar nee.
De snelheid waarmee dit wondertje zich liet zakken.
Aan een draadje dat nóg minusculer is.
Die mag blijven.

Daarna schreef ik nog ‘tegenspartelende vissers’.

En dat was het dan.

Gedicht
Ton Lebbink (Amsterdam begin 21ste eeuw)

Tekst
Peter Joore (20 april 2023)

Fotografie
Beaty Czetö (Café Helmers, Amsterdam, 3 maart 2011)

20-04-2023