Ton Lebbink: Sul Bordo senza Già Assistente di Volo

Vakantie als bewustmakende uitlaatklep (VII)

De toenemende drukte van de stad verbrijzelde het vrije gevoel van Ton Lebbink, maar op een of andere manier wist hij zich niet los te rukken van Nice. De vrouwen claimden zijn libido en de mannen wilden met hem gezien worden en iets drinken. Immers als het bij de jonge god regende zou het bij hen ruimschoots druppelen.

Ton Lebbink: Sul Bordo senza Già Assistente di Volo

“Geld genoeg en ruimte te kort,” zou des dichters lemma kunnen luiden. Jan Cremer zou zeggen: “De Sturm & Drangweg van Ons Fenomeen (Ik (hij, red.), dus) is het soms ogenschijnlijk ondoordacht accepteren van de heldenstatus waar anderen de term uitvreten (Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel) botvieren en prefereren boven de menselijke benadering zonder enige vorm van sociaal winstbejag.”

Hoewel Ton Lebbink op weg was naar nergens, tenminste: als dat in Italië lag, droomde hij van Thomas Morus en kreeg nachtmerries van Erasmus. Misschien dat spaghettivreters minder opdringerig waren dan bouillabaissebijters. Hij had behoefte aan relatieve rust. Zijn gespierde, tanige lichaam wilde douchewater voelen en niet altijd even kunstzinnige nagelkrabbels laten genezen. Niet voor niets werd hij in Mokum door tantes en vriendinnen ook wel de Spier van de Egelantier(sgracht) genoemd. De torso moest bruinen. Liefst egaal.

Zijn gedachten aan openbaar vervoer, dat toen nog gewoon bus, tram, metro of trein heette, deed hem rillen. Weer een aantal dagen gebonk over des Heeren Rails deed hem huiveren ondanks de tropische hitte. Hij besloot een visje uit te gooien in het transportkwartier. Misschien dat een trucker hem, desnoods illegaal, mee wilde nemen naar de geboortegrond van de maffia. Zou die gelijk crimineel trendsetter zijn qua mensentransport.

De eerste vrachtwagenchauffeur zag er geen Focaccia in. Hij keek van boven tot onder en weer terug naar Ton Lebbink en zei: ‘Non con me.’ Daarop nam hij een slok wijn in een straaltje zonder morsen van de in Frans Baskenland gekochte Xahakoa style courbée. Toen hij de later gewaardeerde stamgast van Café Helmers een experimenteel slokje wilde vergunnen was die reeds op weg naar de volgende trailer.

Zijn lokale heldendom strekte zich uiteindelijk uit tot de immense parkeerplaats die economisch tussen stad en snelweg ingeklemd lag. Juist de enige vrouwelijke chauffeur, die toen nog gewoon chauffeuse mocht worden genoemd, gooide haar passagiersdeur lachend open, heette hem welkom, legde haar hand op zijn linkervoetbalknie en zei: ‘Benvenuto belleza!’

Eenmaal de diesel opgewarmd wist Ton Lebbink al twee dingen van de ravissante. Ze was een achterkleinkind van beeldhouwer Giovanni Bellezza (1807-1876) en had gezegd: ‘Benvenuto, Bellezza!’ Gewoon even voorstellen, dus. Niks bijzonders. Hij had opgelucht ademgehaald. Dit werd gewoon een ritje langs de kust dat wie weet waar zou eindigen. Zij heette Rossana Bossaglia Bellezza. De poëet liet haar naam over zijn tong rollen. Net zo lang tot de frivole smaak van een stevige Barolo, verpakt in goudbruine mensenhuid, hem smaakte als ambrozijn met een paar fikse teugen nectar. Het Olympisch aspect zou vooralsnog even uitblijven en dat stemde hem weltevreden. Rossana reed en hij deed er het zwijgen toe tot de grenspost Ponte San Ludovico.

Wapengekletter wekte hem uit zijn zoete droom. Rossana keek nijdig recht vooruit en Ton Lebbink deed er het zwijgen toe. Dat leek hem het beste. Hij keek met enig vooroverbuigen in de rechter zijspiegel en zag de Zwarte Brigade krioelen rond de trailer. “Wat is hier in vredesnaam aan de hand?” mompelde hij. Wakker en licht agressief nu als de slapende hond die men juist beter had kunnen laten slapen zette hij woest zijn nekharen overeind. Op dat ondeelbare moment werd het eerste zaadje geplant dat hem later tot portier van Paradiso maken zou.

DE VOLGENDE DAG

Veel schuim op mijn plas vandaag.
Wat heb ik nou weer gedronken.

Veel plak op mijn tand vandaag.
Wat heb ik nou weer gegeten.

Veel kaas aan mijn kop vandaag.
Waar heb ik nouw eer gezeten.

Veel strepen op mijn trui vandaag.
Ellebogen met gemorste wijn heb ik vandaag.
Een bij komt aan mijn strepen ruiken,
of is het een wesp.

Veel gedoe in mijn hoofd vandaag.
Daarom ben ik dichter.

Gedicht
Ton Lebbink

Tekst
Peter Joore

Fotografie
Beaty Czetö

24-03-2022