Ton Lebbink: ‘Spijt van Split’

Rijptrip (XXVII)

‘Hé, Ton Lebbink, zullen we opstappen?’ De aanstormende poëet, die zich jaren later in Haags cabaretier Sjaak Bral een langdurig bewonderaar wist, keek even opzij. Toen wierp hij een verlekkerde blik op de Adriatische zee. Hij zei: ‘Ach ja, waarom niet.’ Ana betaalde. Op vertoon van haar familiepas kreeg ze liefst 90% korting. Het betalingsritueel ging dan ook vlotjes en met veel vertoon van pluimstrijkerij van personeelszijde gepaard. Dit vanwege de exorbitante tip die de berg Dinara - door Onze Lieve Heer én de evolutie geboetseerd in de vorm van een mensenhoofd van 1.831 verticale ruimtemeters - ruimschoots in hoogte overtrof.

Ton Lebbink: ‘Spijt van Split’

Toch zag Ton Lebbink, naar wiens initialen slechts kortgeleden de Eindhovense vinding de buislamp werd genoemd: de nog altijd zuinige TL-verlichting, kans er nog een paar kuna aan toe te voegen. Geld dat hij op het station bij het Granična Mjenjačnica naar zich toe had geruild. Hij glom ervan, als ze aan waren (de TL-balken, red.) en met zwoele tred banjerde hij naast Ana voort.

‘Waarheen leidt de weg die wij moeten gaan?’ vroeg Ton Lebbink die een Split wel lekker vond, maar van geografisch Split nog geen kaas had gegeten. Bovendien kreeg hij last van maagrommeling ten gevolge de ijskoude oranje-witte vrieslekkernij. Hij voorvoelde een lichte vorm van antiperistaltiek alsmede een vochtige broekhoest die er zijn mocht. Wat nu!
   ‘Beetje kuieren. Wat stad verkennen en langzaam maar zonder al te gekke omwegen opwaarts richting familiekasteel.’ Dat klonk Ton Lebbink als muziek in de oren als zijn maag niet al te zeer vulkanische geluiden produceren zou, die - voorafgaande een heuse uitbarsting - zijn trommelvliezen van binnenuit teisterden. Het deed hem wel aan een drumriff denken die hij later bij de Amsterdamse avant-gardeband Mecano tot groot plezier van het talloos toegestroomde publiek met veel vertoon van flair ten gehore bracht.
   ‘Familiekasteel? Is u van adel, dan?’ zei hij. Het geluid en de toenemende natte druk voor alsnog negerend met zijn enorm sterke anaalspierenbundel.
   Ana glimlachte. Daar was niets geks aan of mee, toch? De ene bezat een rijtjeshuis en een ander een woonboot (Noah, red.). Dat zij toevallig een kasteel bewoonde was ook maar opgelegd familiepandoer met historische achtergrond. Oude adel met nieuw geld was nog niet zó in zwang die tijd. Ton Lebbink smolt ter plekke. Niet enkel omdat het tropisch heet was, brak het erotisch vechtzweet hem uit als een ad-interim waterval aan het begin van de warme lente.
   Ogenschijnlijk was er niet veel veranderd in hun relatie sinds de hobbelige kennismaking in het boemeltje. Uiteraard was er iets ontstaan dat kameraadschap werd genoemd en wellicht ook bestond als intermenselijke variant. Kameraadschap echter was veelal een dunne scheidslijn tussen liefde en haat. Ton Lebbink telde vooralsnog zijn nuchtere zegeningen en beloofde zichzelf de pleiterik te maken op het moment dat hij haat voorvoelde. Als het liefde werd bezag hij dat op enig moment wel weer. Dat liefde zomaar om kan slaan in bezetenheid … daar had hij zijn jeanszakken meer dan vol van. Hij vond althans Rossana’s Italiaanse liefde van eenzelfde grilligheid en altoos lage waarde getuigen als de nationale munt de lire.

Split bleek een mooie authentieke stad met veel kleine straatjes en steegjes, afgewisseld met avenue-achtige autobanen waar zomaar en in vroeger tijd ene Gavrilo Princip een type als Frans Ferdinand zou hebben kunnen omleggen. Eerstgenoemde was lid van de Zwarte Hand. De naam die kinder-entertainer […] Chris van Abcoude reeds in het vroege voorjaar van 1914 introduceerde in het gelijknamige boek over het Rotterdams balsturig rekeltje annex deugniet Pietje Bell. We mogen dan ook stellen dat de dood van Frans Ferdinand en indirect de Eerste Wereldoorlog uit de koker van voornoemde Van Abcoude komt. Onbedoeld of niet. Enig verschil is dat de geslaagde aanslag op 28 juni in Bosnië en Herzegovina plaatsvond en niet in Kroatië. Vandaar dat Split ook heden ten dage nog zoveel oudbouw kent, dat - in tegenstelling tot Einstürzende Neubauten - stabiel was en gebouwd in een tijd dat nog niet werd bezuinigd op essentiële materialen.

Ana kneep fijntjes in de hand van Ton Lebbink; kameraadschappelijkheid ten top. De drummende dichter van later tijden keek haar vragend blij aan als een kind dat een ijsje was beloofd en de ijscokar juist in zicht. Nu had hij zijn Split reeds genuttigd, dus was haar kneepje wellicht anders bedoeld. Hij trok met een guitige trek zijn wenkbrauwen op zodat er twee model Märklin-treintunneltjes boven zijn ogen verschenen. Ana proestte het uit. Ze kende dan ook alle boeken van de Franse intellectuele romanschrijver en essayist Valentin Louis Georges Eugène Marcel die criticus was bovendien. Alleen had zij wat problemen met de Franse grammatica. Wel wist zij uit het hoofd dat de vader van Proust een bekend hoogleraar was in medicijnen en zijn moeder een Jodin van rijke komaf. De arme Proust had vanaf zijn negende jaar last van astma en hij studeerde aan de prestigieuze Sciences Po in Parijs. Hij stierf op eenenvijftigjarige leeftijd aan longontsteking na in 1919 de Prix Goncourt te hebben gewonnen voor zijn roman À l’ombre des jeunes filles en fleurs of In de schaduw van meisjes in bloei. Die twee zaken bleken na ampele studie overigens niets met elkaar uitstaande te hebben. Dat Proust de homoseksualiteit prakkiseerde deed Ana met een kwinkslag af. Het ging om zijn boeken. Niet om zijn geaardheid. Zo zouden meer mensen ruimdenkend moeten zijn.

TOEKOMST

Vandaag word ik.

Het lesbisch museum.

Uitgeflikkerd.

Straks.

Tien over vier.

Gedicht
Ton Lebbink (Thuis, Amsterdam, 2001)

Tekst
Peter Joore (Redactielokaal, Vlaardingen, 18 augustus 2022)

Fotografie
Beaty Czetö (Café Helmers, Amsterdam, 3 maart 2011)

18-08-2022