Ton Lebbink: ‘Spelden in Splitse Spleten’

Rijptrip (XXX)

Op de tafel viel amper enig witlinnen te ontdekken. Zo eivol schalen, potjes, pannen, borden, bestek en glazen plus een fles in champagnekoeler stonden er op deze ruwhouten vierpoot. Het werd zondermeer smullen geblazen. Alles wat maar uit het zilte nat van de nabije Psychy-adriatrische Zee gevist kon worden lag op een imposante schaal, waarvan de basis een immense ijsvlakte was die Noord- zowel als Zuidpool op Madurodamniveau naar de kroon stak. De kwaliteit van het gebodene lag op hoger niveau dan het toen nog enkel door Edmund Hillary en zijn sherpa Tenzing Norgay, maar inmiddels ontelbare malen, beklommen topje van de Mount Everest.

Ton Lebbink: ‘Spelden in Splitse Spleten’

Hier nog een haakje, daar een stukje slecht geboet net met een fluks en onnadenkend in zee geworpen plastic badeendje. Eenmaal ook de blauwe pleister van Boy Bensdorp, van de gelijknamige snackbar, die een niet onbelangrijke rol speelde in Wim T. Schippers' De Lachende Scheerkwast. Maar tussendoor slechts witvisvlees en roze schaamdelen van andere kunstzinnig geschubde, fors geschaalschelpte en exotische gevinde vrinden. Ton Lebbink ontsnapte zelfs een keer een boertje van culinair genot en Ana liet er meer dan eentje van achteruit over het terras vliegen. Een beetje Chinees zou zich hier niet voor schamen.

De wijn was een witte. Een heuse Graševina. Buiten Kroatië was dit Slavische pareltje beter bekend onder de non-cyrillische naam Welschriesling. Meerdere flessen werden ontkurkt, tot de bodem leeggezogen en vervangen door even copieuze remplaçanten. Net zo lang tot in de ampele wijnkelder een groenglazige lacune was ontstaan die niet te negeren viel. De inkoper zou er de handen aan vol hebben het gemis ongedaan te maken. Dit alles tegen familiaire inkoopprijs gevent, een minuscuul politiek schandaal waardig als Ana geen rechtstreekse bloedverwant van de restaurateur c.s. of een VVD’er was en Ton Lebbink enige tijd later geen dichtende drummer zou worden bij de avant-gardeband Mecano in plaats van een Volkskrant- of Telegraafjournalist met een niet te stuiten carrièreplanningsdrang.

Waggelend van alle uit het water opgeviste, -gediste en aan de aardbodem ontrukte spijzen en vocht gerelateerde, middels zware persing en gisttijd tot alcohol geforceerde, witte druiven, verliet het wonderschone koppel na uren van spijsgenot onder veel en jaloerse blikken het nog altijd afgeladen terras met zeezicht. Tussendoor nog een romantisch optreden van Toti. De Kroatische Tiets Toelemans die op een bezemsteel blies waarover een groot formaat rijstpapier. Geslachtsdelen rezen te berge. Massaal afrekenen had een aanvang genomen. Het terras stroomde binnen enkele minuten leeg als het hoofd van een politicus na zijn (her)benoeming en op een holletje snelden koppeltjes heen teneinde thuis of op de achterbank van een ruim bemeten Saabkamer aan intermenselijke grotexploratie te beginnen.

Ton Lebbink en Ana liepen, al etalages kijkend, langzaam kasteelwaarts. De plek waar in vroeger tijden edelen werden afgeslacht was mooi uitgelicht en - aangeschoten of niet - makkelijk herkenbaar en benaderbaar ondanks zwaarbewapende wachten. De tijd van vozen leek aanstonds. Toch knaagde er iets aan Ton Lebbink. Deze virtuele en emotioneel actieve ratten, die hem eerder in Frankrijk en Italië ook al hadden gewaarschuwd voor al te nauwe banden en slijmerig liefdesresultaat, zagen er niet al te vredelievend uit, maar vormden ontegenzeggelijk de virtueel vleesgeworden versie van wat bij andere mensen “het geweten” werd genoemd.

Hij moest maar weer eens opstappen. Hoe dit, zonder het leven erbij in te schieten, aan Ana kenbaar te maken was nog de vraag. Ze was lief, tot in haar vaginale spataderen, ten gevolge een uitbundig seksleven, toe (*). Misschien dat de plastic tulpen met een lichtje-bedenker van ooit het op een verlopen bezoekvergunning moest gooien? Zinloos, de familie van Ana zat, goed doordesemd, in alle lagen van de landelijke wet- en regelgeving. Heimwee? Nee! Op weg naar weer eens een ander land omdat zijn innerlijke gids dit verplichtte in het kader van zijn verdere groei als artiest? Wellicht! Niet voor niets heette dit een rijptrip.

Ton Lebbink mompelde niet eens zo gedachteloos: ‘Er loopt een man ’s nachts in een verstikkend warm café. Vraagt ‘ie aan de ober: “Heeft u geen airco?” Zegt de gerant: “Nee, wellicht!”’

BEROOF
NOOIT EEN HARINGSTAL
OMDAT
JE DENKT
DAT
HET EEN VISWINKEL IS

De viswinkel was van prikkeldraad voorzien.
Dus bleef ik steken bij het breken.
Ik scheurde mijn broek bovendien.

Ik stal haring en makreel.
Een zalm met een opgezette keel.
Ik zocht schol met witte wangen.
Ik heb per saldo bot gevangen.

Gedicht
Ton Lebbink (Café Helmers = Thuis 2.0, Amsterdam, 2001)

Tekst
Peter Joore (Redactielokaal, Vlaardingen, 23 september 2022)

Fotografie
Beaty Czetö (Café Helmers, Amsterdam, 3 maart 2011)

Noot
(*) Bij winkeldames wordt deze aandoening ook wel aangeduid als “etalagebenen”.

22-09-2022