Rijtrip (XIV)

Ton Lebbink: ‘Sono Gerrit I’

Ton Lebbink: ‘Sono Gerrit I’

Rossana Bossaglia Bellezza trok een geheel zwart kloffie aan. Ditmaal niet onderbouwd met hooggehakte pumps koos zij voor zwarte laarzen van het merk Sendra. Op die manier haar Italiaanse achtergrond modisch te combineren met Spaanse en goed doordachte basisprincipes. Ton Lebbink keek haar vanuit zijn ooghoeken aan en dacht: We lijken nu wel erg op elkaar. Enkel haar coupenaden vormen een, hoewel prettig ogende, dissonant.

‘Kom,’ sprak ze met een geheimzinnige glimlach. ‘We trekken erop uit.’
   ‘Aha,’ zei de dichter. Hij kon het bed, die liefdessponde (alhoewel: liefde?) wel dromen. Enige actie van andere statuur dan die van een setje krioelende lijven (bezweet, vochtig en geurend) was hem welkom. Hij was op de aarde gezet om literaire bijdragen te leveren. Niet alleen maar seks, seks en nog eens … (Goed zo!) te demonsteren.
   De dag kromp en de avond klopte aan het firmament. De zon zakte langzaam in de stand. De eerste tekenen van totale duisternis dienden zich onherroepelijk aan. Niet lang meer en de nacht zou wederom bezitnemen van de dagelijkse tussenpaus met welke ze nu te maken hadden.
   ‘Wat gaan we doen?’
   ‘Dat zul je wel zien,’ klonk het uitdagend uit haar zwoele mond.
   ‘Gaan we dansen?’
   ‘Daar kan het op lijken.’
   ‘Is het in de buurt?’
   ‘Een uurtje of wat sturen.’
   ‘Dat is dus best ver, gezien jouw progressieve rijstijl.’
   ‘Mwaah.’

Niet veel later zaten ze in een Messerschmitt. Nota bene van Maaslandse (Lees: Henk Vink) komaf toch geen goed thuisgevoel genererend bij de plastic tulpen met daarin lichtje bedenker. Haar garage zat vol verrassingen. Ton Lebbink vond die glazen kantelraamachtige deur maar een archaïsche manier van instappen. Hij kreeg zowaar weer visioenen van Maurice Delmonte. Zijn aangeboren jeugdige lenigheid redde hem van gezichtsverlies en achter elkaar reden ze de oprit af of de afrit op. Dit idee, daar maakte hij een geestelijke aantekening van. Dat moest en zou eens in een gedicht terechtkomen.

Ze reden in het halfduister nu. Het was rustig waar zij reden. In tegenstelling tot de plastic raket die ronkte als een aamborstige rookverslaafde met astma.
   Via Latina ging het naar Frosinone. Almaar noordelijk kwamen ze na geruime tijd bij de Abruzzen om tot slot heuvelachtig tussen een schier onmeetbaar bos vlakbij Villavallelonga tot stand te komen.
   ‘Godschristus,’ mompelde de inmiddels sociaal redelijk gepokt en gemazelde Noord-Amsterdammer, ‘waar zijn we nu beland?’ Omdat de Messerschmitt zolang hun gehoor had geteisterd viel zijn semi-binnensmonds gesprokene Rossana niet op. Daarbij droegen ze beide oordopjes tegen nakende doofheid. Het was dan ook een saaie rit geweest op de matige koplampen, die spaarzaam iets van het wegdek e.o. lieten zien, na. Ton Lebbink zag nu al op tegen de terugreis. Morgen of binnen een jaar weer zuidwaarts leek hem vroeg genoeg. Maar waar zouden ze slapen? Wat een ellende. Maar wel spannend en dat paste uitstekend bij zijn jonge lijf en inborst. Hij zat in tweestrijd.

Nadat Rossana de Messerschmitt had afgesloten en ze die met takken en bladeren hadden afgedekt trokken ze te voet over bergen en door dalen richting een ver lichtje dat maar niet snel groter wilden worden. Het leek op survival en over leven kon je veel dichten. Dat was een positieve bijkomstigheid die hij ook in zijn geestelijke aantekenboek noteerde. Vermoeiend was het zeker en Ton Lebbink kreeg dorst.
   Rossana openbaarde bij vlagen haar aanvoelende geest en overhandigde hem een echte Baskische ardo azala. Na enig morsen lukte het hem de straal koele rode wijn tussen de lippen te mikken. Dat smaakte en hij smakte met de lippen. Daarna draaide hij het hardplastic dopje, dat aan een rood koortje vast zat, er weer op en gaf de wijnzak terug.

Nog altijd had hij geen idee wat hem te wachten stond. 'Vrouwen die de leiding hebben ... zal me benieuwen of de wereld daar al aan toe is,' mompelde hij nog maar eens vantussen de wangen.

Uur na uur klauterde de Neder-Italiaanse-combi voort. Soms ging het rechtuit door een nat weiland waarbij hij tweemaal in een vlaai was gestapt die zeker niet uit Limburg kwam. Hij vermoedde terecht dat het hier het grasrestproduct na vier magen te hebben doorlopen uit een vleselijke fabbrica dit latte betrof. Een enkele keer stopte de vooroplopende Rossana en draaide zich naar hem toe. Dan kuste zij hem vluchtig op de lippen als gaf zij hem een pilletje tegen struinziekte of een te veel aan natuurproducten.
   Eenmaal glansden in de lichtstraat van haar lantaarn gelige ogen. Het bleek de zwart-witte vlaaienproducent (met Friese voorouders) van het land. Tegen het ochtendgloren hield Rossana halt. Ton pufte zo erg dat hij het gemis van zijn achternaam in de tekst van deze episode van zijn Rijptrip niet eens miste. Ze sloeg scherp linksaf en het pad ging goddank naar beneden. De niet veel eerder nog dienstplichtig vervalser van schilderijen kon de medewerking van de zwaartekracht best waarderen. Hij was moe op het afgepeigerde af.
   Weer stond Rossana stil en gaf hem een teken te zwijgen. Enkel hun adem en het zacht ruisen van struweel klonk door de nanacht. Ineens pakte de truckstar een pistool met een geluiddemper waarvan hij niet wilde weten waar ze die al die tijd in de nauwe Messerschmitt had verstopt. Zij bukte, legde aan en schoot in een vloeiende beweging een amper zichtbare zwartgeklede figuur neer. Recht door het hart (zo zag Ton later) bleek de man nog niet dood. Ook hier moest voor een officiële verklaring op dit gebied het hoofd minimaal een meter van de romp gescheiden zijn. Voor het eerst dat de dichter iets herkende uit het Handboek van de Soldaat dat een kleine twee jaar zijn gehele boekenkast voorstelde.

Niet veel later een boomhut. Daarin klommen zij en legden zich te slapen. Ton Lebbink met bonzend hart. Rossana als een roosje. Was dit nu hun doel?

DE VOLGENDE DAG

Veel schuim op mijn plas vandaag.
Wat heb ik nou weer gedronken.

Veel plak op mijn tand vandaag.
Wat heb ik nou weer gegeten.

Veel kaas aan mijn kop vandaag.
Waar heb ik nou weer gezeten.

Veel strepen op mijn trui vandaag.
Ellebogen met gemorste wijn heb ik vandaag.
Een bij komt aan mijn strepen ruiken,
of is het een wesp.

Veel gedoe in mijn hoofd vandaag.
Daarom ben ik dichter.

Gedicht
Ton Lebbink (op een goede dag)

Tekst
Peter Joore (2022)

Fotografie
Beaty Czetö (2010)

afbeelding

12-05-2022