Voorstellen tegen beter weten in?

Ton Lebbink: Presque rencontre (avec) Serge Gainsbourg

Ton Lebbink: Presque rencontre (avec) Serge Gainsbourg

Dat de landelijke overheid de kroegen als medische brandhaarden beschouwen zou had Ton Lebbink diep in zijn geest nooit durven bevroeden. Dat de deuren massaal dichtgespijkerd zouden worden voor andersdenkenden was hem in de laat jaren zestig, toen het hippiedom volop glorieerde, wel al eens door zijn grijze peinsmassa geschoten.

Het fenomeen virussen had hij in de tijd van de Bom (en als die maar niet valt) poëtisch afgedaan als de anticommunistische woordgrap: Vier Russen. Die zouden bommen planten in je achtertuin. Dit alles bleek loos alarm en uiteindelijk waren Russen ook maar mensen zoals jij, Poetin, Stalin en ik.

Dominee Douwe Dogma zei: ‘Wodka op de kansel? Het mag niet, maar het is heerlijk spraakwater.’
   ‘Njet,’ repliceerde de handelsreiziger uit de Achterhoek, die weleens een donkerblauwe maandag met Natascha had gerollebold en daar nog altijd de naweeën van ondervond als hij nog geen Laphroaig had geconsumeerd.
   ‘Doordrinken dan maar, alvorens de peut verdampt.’ Aan het woord de raspende stem van het oude baasje in ketelpak. Gestuurd vanuit zijn neurale spraakcentrum kwam hij soms tot verbluffende conclusies, die vaak op massale bijval rekenen mochten. Hij was een niet-politiek redenaar en daardoor geliefd bij menigeen. Voor hem geen stemmen; hij was juist dé stem die klonk als de klok die Dominee Douwe Dogma graag nog eens in zijn kerktoren zou willen horen bungelen en bimbambeieren.
   De ex-filmjournalist neuriede een lied uit een vergeten Top40. Het was iets van pedampedam en de tekst was Frans als stokbrood au deux chevaux en mayonaise op trottoir. De rook kwam kringelend uit de speakers en het bleek dan ook Serge Gainsbourg de ketting-rokende Gitanes-fanaat. Hij stamelde, zuchtte en kreunde een muzikaal nummertje met Jane Birkin in een, zoals Freek de Jonge ooit sprak: breiwerkje waarvan de naald zoek was.
   ‘Je hebt het flink te pakken van die JB II, ex-filmjournalistje!’ Ton Lebbink lachte van oorlel-tot-oorlel zoals alleen hij dat kon. De ex-filmjournalist kreeg een kop als een Ferrarirode boei, die net kreeft had gegeten en zich schaamde als geen ander.

Dienster Caroline zei: ‘Een rondje vloeibare geneugtes is een mooie manier om deze eerste van de twee weekenddagen te beginnen, heren. Wie gaat ervoor, want ik wil schenken, schrijven en jullie adem ruiken dat het geurt als een vergeten drankenvat.

Caroline schonk als vanouds een anderhalfje, een Laphroaig, een rode wijn van Chateâu Ravage, een kopje lauwe koffie en een Amsterdammertje eivol verse pils.

‘Wat ik me nu al enige tijd afvraag,’ begon Caroline pesterig, ‘is hoe jullie elkaar hebben leren kennen. Iedere vriendschap tenslotte start met een eerste kennismaking. Ton, steek jij voor de gelegenheid eens van wal.’

Ton Lebbink
‘… ik heb feitelijk niemand van deze eminente club anders leren kennen dan op enige dag hier aan de toog of leestafel van Café Helmers. Ik zal zo een beetje de eerste zijn geweest die dit drankenpaleis heeft ontdekt en op de kaart gezet als: gezellig bruin café met culturele inslag. De rest is geschiedenis en ander herinnerspul.’

Het oude baasje in ketelpak
‘Wat je misschien weet of niet is dat mijn wieg zo ongeveer parallel stond met de drankencrisis of drooglegging (hij sprak het tweede deel van het vorige woord uit als een strak dameskledingattribuut ter afdekking van putjes- en andere dijen). Ik ben … kleine stilte … van 1928. En wel op 2 augustus belandde ik voor de eerste maal in mijn wiegje. De navelstreng aanvankelijk om de nek gegord, want mijn ouders wisten niet direct of ik gewenst was, ja of nee.
   De tijd waarover Ton juist sprak heb ik ook meegemaakt. Dat was de hoogtijd van hippiedom, oliedom en geraffineerd. Nozems waren kleurrijke medeonderdanen van moeder-Koningin Juliana en alles was laf en pies. De jeugdige elite in wording zat graag in de kroeg, kraakte niet veel later panden en pinda’s en rookte hasjiesj in een kring.
   Ton heb ik in Helmers ontmoet toen hij net aan twintig was. Een langharige schobbejak. Maar goudeerlijk en recht door zee. Ik was al begonnen met de tweede helft van mijn dertiger jaren. We dronken weleens een pilsje samen, maar dat was alles. Ik moest niks hebben van al dat gedicht van hem en zijn drum vond ik sowieso ook niks of het moest halfzware shag zijn.’
   Hij lachte schor, schraapte zijn keel en spoelde de kleine groen-witte slijmslierten weg met zijn bier.

De Ex-filmjournalist
‘Het zal ergens jaren tachtig zijn dat ik in Helmers verzeild raakte. Dat moet met Monique van de Ven zijn geweest. Ze had geloof ik net Brandende Liefde achter de rug. Die film waarin ze met haar mooie strakke, ronde reet op een ton met cement zat en een kunstwerk kleide dat nog altijd niet droog is naar mijn idee.
   We hadden veel bekijks. Wij met z’n tweeën. Althans Monique, als ik eerlijk ben. Ik hing er als gewoonlijk een beetje bij met de portemonnee paraat. Die filmgasten en -wijven zijn niet direct van de Gulle Hand. Eerder duiken ze met je het nest in, dan dat ze een consumptie bestellen. Maar ja, met een beetje seks is ook niks mis.
   Het zal die keer zijn geweest dat Ton en ik elkaar hebben leren kennen. Ton bestelde drie drankjes en raakte met Monique in gesprek om er pas een week later eens uit te geraken. Hij stonk als een bunzing naar vervuild beddengoed, gedroogd zaad en Monique keek alsof ze juist alle blootscenes uit Turks Fruit geheel vrijwillig en met veel plezier staccato had overgedaan. Viezerik. Vuile wijvendief dat je er bent.’

Iedereen lachte luid en de ex-filmjournalist barstte in snikken uit. Het leverde hem een gratis kopje koffie op; schrale troost in een wit kopje van Douwe Egberts.

De handelsreiziger uit de Achterhoek
‘Ik wil voorstellen dat de dominee en ik volgende week ons relaas doen. Niet alleen kunnen we ons dan een paar dagen storten op haast vergeten details, ook wordt deze bijdrage niet al te lang en onleesbaar voor de schare trouwe fans.

FUSSBALLKNIEN

Die Dampfwalze aschbahnt rund durch das Oval
vom Stadion.
O O Olympisch
Schleimspurschnecken spritzen weg.
Rosig gefärbt.
He! ... Speedway Yesterday ... Abgepfiffen.

Koteletten Kreuselköpfe Maulaffe Milchbauernhundehaar
Apfelwangen
Fischlippen Rotznasen Löffelohren Speknacken
Hühnerbrüste Hängetitten
Winterhände Bierbäuche Pferdeärsche
Fussballknien
Stallbeine Zitterschenkel Platzwaden Schweissfüsse Zehenkäse
Brillenschlangen Taubewachtel Holzköpfe Arschlöcher Magengeschwüre
Niersteine Leberqualen
Gallbeulen
Fussballknien Ja, ja ich weiss es!
Pantoffelhelden Krampfadern Klumpfüsse Armleuchter
Quengelsocken Juxhosen
Waschlappen Trockenhoden
Innenspieler Aussenseiter
Fehlschlagen Zielschüsse
Zungenküsse Lippenlesen
Fussballknien
Ich schiesse einen dunkelbraunen Ball das Tor hinein.
Beim Netz auf violetten Bordellschlappen Spiessburger belauern.
Lustig!
Kickboxen
Nachtreten
Fussballknien
Zwangnägel Storchwaden Spitzknie Stelzenbeine
Jubelzehen Popelzinken Wasserköpfe Glotzaugen
Ohrfeigen Schleimscheisser Dickwämste
Speichellecker Pickelfressen
Tennisarme ...
Fussballknien

Tekst
Peter Joore

Fotografie
Beaty Czetö

Gedicht
Ton Lebbink

Vertaling?
Christine Sonntag / Dienster Caroline

30-09-2021