Rijptrip (XXIV)

Ton Lebbink: ‘Morte a Venezia V’

Ton Lebbink: ‘Morte a Venezia V’

Rossana Bossaglia Bellezza was, haar zelfstandige aard ten spijt, aanbeland op een punt van “weetniet”. Goed, ze had Venetië gehaald. Onderweg enige malen meewarig en soms angstig aangekeken vanwege de opvallende sneeuwschuiver maakten de meeste richting-genoten ruim baan als ze het blinkende zilveren metalen gevaarte in hun achteruitkijkspiegel ontwaarden. Eenmaal gepasseerd verschenen veel opgeheven middelvingers aan het verkeersfirmament (meest ter linkerzijde van het vervoersmiddel). Soms een cynische lach die Rossana echter en gelukkig voor haarzelf niet hoorde.

Venetië was een mooie enclave. Dat stond buiten kijf. Maar amper geschikt voor wandelaars of de start van de Giro d’Italia was je hier met een truck totaal kansloos. Er waren dan ook weinig verhuizingen, anders dan met een iets groter formaat drijvend vermogen dan een gondel. De huizen die werden verkocht wisselden compleet met inboedel (tafel en bed) en inhoud van ijskast annex voorraadkamer, van eigenaar.
   Rossana stond muurvast bij de Duivelsbrug; alsof de duvel of het balsturig rekeltje, dat toch de broer van God was, er hoogstpersoonlijk mee speelde. Ten einde raad en opgejut door lokale Carabinieri en Stadswachten pakte zij haar gereedschapskist en begon niet alleen de sneeuwschuiver te demonteren. Haar complete truck geleek in een vloek en een zucht op een drie dimensionale explosietekening.

Ton Lebbink had zich inmiddels vervoegd bij het treinstation. Hij was Italië zat en zinde op iets wat meer een noordelijk gelegen bestemming kon worden genoemd. Zwitserland of Oostenrijk leek hem, hoewel niet al te boeiend, een redelijk alternatief. Hij had een groot deel van de financiële Toren van Pisa in zijn reistas gestopt. Handgeld in de binnenzak en onder een bord met vertrektijden zag hij dat een ritje Kroatië binnen de achtenvijftig minuten tot de mogelijkheden behoorde. Het voelde aan als Rail Away prima la televisione. Al bestond tv natuurlijk al wel in de moderne wereld. Daarbij leek Hrvatska hem wel wat. Die stoere rood-wit geblokte vlag alleen al. Al moest je daarmee reuze oppassen, met die naam hardop uitspreken, omdat Tito er juist Joegoslavië van had gemaakt.

Het was weer eens een boemeltje waarmee Ton Lebbink het Giethoorn van het Zuiden verliet. De trein kwam zo traag op gang dat de conducteur nog een half uur meeliep alvorens aan boord te stappen en kaartjes te knippen. Het hobbelde en bobbelde zoals je van een boemeltje verwachten kon. De dichter in spé zat aan de zuidkant met het raam open. Zijn toch al getaande huid werd nog een streepje donkerder en iemand vroeg hem, keurig en beleefd, of hij familie was van Oom Tom. Die van dat boek.

Bij de grens een controle. Zo was dat in die tijd. Schengen bestond nog niet en smokkelen was een van de minst lucratieve beroepen. Het was nog een sport van de hoogste tree der fiscaal onafhankelijken waarbij meedoen belangrijker was dan jezelf verrijken. Toch zag Ton Lebbink veel doorlopende wenkbrauwen, teruggetrokken haargrenzen en korte brede mannen met een boze blik in donkere ogen in overvloed. Het bleek bij navraag te gaan om het Frans rugbyteam dat in Kroatië een trainingskamp had belegd. Zij waren hun tijd hiermee ver vooruit en werden dan ook vaak kampioen van de Seven Nations League. Later - bijna onder die titel - een wereldhit van broer en zus White op gitaar respectievelijk drums.

Van drums gesproken draaide Ton Lebbink zich nog maar eens een Zware van de Weduwe. Die liet hij zich wat minder smaken dan enige maanden terug. Dit, omdat de tabak toch wat aan het verdrogen ging. Dat gaf de smaak iets scherps dat langzaam op de keel annex stembanden sloeg. Misschien dat ze in Kroatië Van Nelle verkochten …

De alom en vanuit zeemanskring aangedragen geroemde oplossing met de aardappelschil viel hem vooralsnog qua resultaat tegen. En ook de geschilde buitenkant van een appel bood amper soelaas. Om van een peertje nog maar te zwijgen. Mogelijk dat er andere vellen waren die wel adequaat vocht regulerend tabak vers wisten te houden. Misschien grootmoeders vel dat in jonger tijden bovenop de gekookte melk dreef? Eenmaal weer thuis en in het bezit van een goed geoutilleerde keuken zou hij de proef eens op de som nemen.

NAAMLOOS (VOOR ...)

Voor de broek.
Voor de bijl.
Voor geen goud.
Voor spek en bonen.
Voor dag en dauw.
Voor altijd en eeuwig.
Voor een schijntje.
Voor Pampus.
Voor schut.
Voor het zingen de kerk uit.
Voor de kat zijn kut.

Gedicht
Ton Lebbink (Thuis, Amsterdam, 2001)

Tekst
Peter Joore (Redactielokaal, Vlaardingen, 28 juli 2022)

Fotografie
Beaty Czetö (Café Helmers, Amsterdam, 3 maart 2011)

28-07-2022