Ton Lebbink: ‘Morte a Venezia IV’

Rijptrip (XXIII)

Rossana Bossaglia Bellezza was klaar; gereed. Ze had een sneeuwschuiver voor haar truck gemonteerd. Met een zwarte hand van olie en smeer veegde ze een haarlok uit haar mooi gezicht. Ze keek niet nog een laatste maal naar haar montageklus, want ze wist: Wat ik doe dat doe ik goed.

Ton Lebbink: ‘Morte a Venezia IV’

Ondertussen baadde Ton Lebbink pootje door met twee handen aan de Ponte del diavolo te hangen. Hij voelde zich net Zeeuws Meisje die van zaterdagnacht 31 januari op zondagochtend 1 februari 1953 niets anders wist te doen dan in haar eentje een beetje rondhangen bij gebrek aan hangjeugd. Ongewild werd zij hiermede trendsetter van deze officieuze jongerenbeweging.

Ton Lebbink, ondertussen, vond Venetië strontvervelend en dacht met angst en beven aan de tijd dat het echte toerisme dit Giethoorn van het Zuiden zou ontdekken. Hij viste er met een gondelier. Die had niets te doen, omdat toerisme formeel nog niet bestond of hooguit in de kinderschoenen stond. En met kinderschoenen was het slecht varen door Venetiaanse kanalen.

Ze vingen bot, maar hadden een plezierige tijd. Samen met Giulio kreeg hij wat klusjes toegeschoven. Het geld (Lires, red.) dat hij hiermee verdiende stapelde hij op als een scheve toren. Hij sliep in het gondeliershuis achter de woning van Giulio en zijn vrouw Claudia. De echtelieden hadden het niet breed. Het breedste thuis waren haar vlezige heupen. Zijn gondel was enkel om het avondeten en een frutje voor wat wijkgebonden restaurants bijeen te vissen. Tot op een goede dag, dankzij speurwerk van Ton Lebbink die een “kleintje” in de lokale giornale zag waarin actrices werden gevraagd, Giulio’s voluptueuze gade een baantje kreeg in een filmstudio. Zij werd actrice. En wat voor één? Een kardinale!

Giulio en Ton hadden nu het rijk alleen. Claudia vermaakte zich in Cinecittà. Een gloednieuwe filmstudio in het Romeinse. Een machtig complex met pleinen, tuinen, drie restaurants, woongebouwen voor film-gebonden bobo’s en arbeiders, zestien opnamestudio’s en kleedkamers voorzien van alle comfort. Soms en achter de coulissen wisselde zij steels een kusje met deze of gene regisseur in ruil voor een paar lappen extra tekst. In die tijd werd je als acteur/actrice nog per woord betaald.

In Venetië hadden de twee vrijgezellen geen boodschap aan haar drieste carrièresprong. Iedere maand kwamen nu meer Lires binnen dan normaal in een jaar of wat. Ton Lebbink en Giulio gedroegen zich als Barry Niekamp en Jan Cremer die in Parijs Pietje IJsbeer naar zijn hotelkamer brachten en die strontlazerus uit het raam flikkerde. De tweemanpolonaise was een graag gezien gast in uitgaand Venetië. De Lires vlogen in het rond en werden omgezet in liters alcoholhoudende drank en af en toe een exquise maaltijd. Vrouwen kwamen af-en-aan en vertrokken na gedane zaken huiswaarts richting saaie pief en co. Venetië bleek nu charmant en een zalig oord. Grenzen vervaagden en orgieën waren van alledag. Bacchus was hun leidsman en verdwalen van geen belang.

Dit ging bijna een half jaar goed. Tot Claudia na de opnamen van haar eersteling het geplunderde huishoudboekje onder ogen kreeg. Zij flikkerde Ton Lebbink uit de schuur, zette Giulio in zijn gondel, spijkerde daar een bordje waarop de prijs per rondvaart (10.000 Lires, red.) en vond al doende, maar node gedwongen,  dit kleurrijke en karakteristieke vervoer voor vreemdelingen tegen betaling uit.

Met Rossana ging het allemaal wat minder. Op de snelweg kwam zij best vooruit met de truck waarop een sneeuwschuiver die zilver blonk in om het even welke zonnestraal. Venetië bleek een ander verhaal. De Bijbel enigszins kennende riep zij, de armen wijd en gedragen als een voorzanger in de kerk, staande voor het Sestiere di San Marco: ‘Water weg! Water weg! Water weg!’ Maar wat zij ook deed; een vrouwelijke Mozes zat er niet in haar goddelijke tors. Of het kanaal tussen Rotterdam en Hoek van Holland achteraf en met de kennis van nu aan haar Goddelijke Interventie te danken valt wordt nog onderzocht. Er was immers nog geen gsm.

HET WAK

Als een grijze pauw wordt uitverkoren.
wordt hij grijzer grijzer grijzer.

De massa drijft met koude vingers in een wak.
IJs heeft scherpe randen.

De slimmerds schaatsen rondjes rond het wak.
Een enkeling schaatst kunst.

Ik ben de leraar-met-de-ladder. De meester-met-leer.
de reddende engel. De drenkelingengod.
Ik vis de massa uit het wak. Ik deel de schaatsen uit.
Mijn kunstschaatsen hou ik lekker zelf.

Gedicht
Ton Lebbink (Amsterdam, 2001)

Tekst
Peter Joore (21 juli 2022)

Fotografie
Beaty Czetö (3 maart 2011)

22-07-2022