Ton Lebbink: Money en nog geen Pink Floyd?

Rijptrip (XLXI)

Het jaar liep zoetjesaan ten einde. De vakantie had nu al maanden geduurd en er trad iets op dat je best kunt omschrijven als Helleense lethargie. De spanning was weggelopen als pus uit een overrijpe steenpuist en de ene dag wist zich met moeite te onderscheiden van de andere. Aan het weer lag het allemaal niet. Herfst en de temperatuur als altijd goed. Ze zaten niet voor niets in het subtropische Griekenland. De datum? Die stond bovenaan ieder dagblad: 17 november 1962. Het was Mirjam de Schoot van God die Ton Lebbink nog maar eens een vette, natte zoen gaf.

Ton Lebbink: Money en nog geen Pink Floyd?

Ton Lebbink hield in een dagboek alle gebeurtenissen nauwkeurig bij. Dit zwaarlijvig schrijfwerk, dat eind jaren tachtig uit zijn Amsterdamse slaapkamer werd ontvreemd, diende later als pre-scenario voor de film Bitter Moon van regisseur Roman Polański. Irma de Schoot van God las de krant, dronk koffie en at een beschuitje hagelslag. Alsof het gedrukt stond las zij met gedragen stem uit de krant voor (althans dat dacht Ton Lebbink):

‘In het tijdpark voorafgaand aan het kolonelsbewind, van toen de militaire junta zich nog niet in alle regeringsgebouwen had genesteld in de periode 21 april 1967 tot 24 juli 1974, hadden de Grieken nog nooit gehoord van de toerist als economische melkkoe.

De bevolking kon nog rustig slapen, ademhalen en pret maken. Er was nog geen sprake van een linkse groep militaire samenzweerders die in 1965 door de Griekse inlichtingendienst zou worden opgerold. De politieke crisis was er niet minder om. Louter omdat de zoon van premier Papandreou, Andreas bij het complot betrokken zou zijn geweest. Koning Constantijn II voelde zich verraden, met een dolk in de rug geprikt en wat al niet meer en hij ontsloeg de premier op staande voet. Ook die dag, het was 15 juli 1965, scheen de zon volop. Daarop werd een nieuwe regering gevormd. Je moet immers wat, wil je een land en haar volk in het gareel houden. Veel tijd was dit clubje niet vergund en al snel kwam er weer een regering. Het leek alsof Griekenland een magazijn had, gevuld met politieke kandidaten en regeringsleden. De leden van de junta of Aspida werden op 16 maart 1967 veroordeeld tot gevangenisstraffen, een aantal ontsprong de dans en werd vrijgesproken. Andreas Papandreou hoorde bij de vrijgesproken happy few. Dit, vanwege zijn parlementaire onschendbaarheid. Als de Hollandse koning eens iemand zou doodsteken zou op hem wellicht dezelfde coulance van toepassing zijn. De rechtelijke macht verzon diverse trucs door Papandreou alsnog of weer te arresteren in de tijd tussen ontbinding van het parlement en de nieuwe verkiezingen van mei 1967. Edoch, de Centrumunie kwam hiertegen (hoe toepasselijk) in het geweer door een amendement op de kieswet in te dienen. Er was, kortom, een club die Papandreou wilde vervolgen en eentje die hier mordicus tegen was. Politieke crisis en de dreiging van een linkse of rechtse staatsgreep lag op de loer of hing in de lucht; daarover waren vriend en vijand het ook al niet eens.

In de vroege ochtend, Grieken kunnen in veel gevallen tamelijk matineus zijn, van 21 april 1967 pleegde een groep middelhoge officieren (meest kolonels) een staatsgreep. Daar de regering als een wat suffe geit op een haverkist juist de generaals (die trouwens ook bezig waren met de voorbereiding van een coupe) in het snotje hield, kwam deze aanval vanuit een nogal onverwacht de dode hoek als het een vrachtautospiegel zou zijn. Kolonel Georgios Papadopoulos (Ook wel: Papa laat me opoe los) en generaal Stylianos Patakos wierpen zich op als sterkhouders en deze heren zeiden dat de junta handelde uit naam van de koning. Die liet weten niets met de coup te maken te hebben en week niet van de ontbijttafel: “Met een goed ontbijt raak je nooit je regering kwijt,” luidde dan ook zijn stelregel, die ditmaal op niets gebaseerd bleek. Omdat een koning alleen ook vrij krachteloos is, legde Constantijn II zich maar bij de situatie neer en beschouwde de komende periode van relatieve inactiviteit maar als vakantie. Hij voelde zich aanvankelijk een beetje een spijbelaar. De nieuwe regering zou verregaande hervormingen doorvoeren die met name boeren en arbeiders ten goede zou komen (*). De junta had duidelijk iets vrouwelijks over zich, want ze vond zichzelf niet links of rechts. Kenners van dit geslacht weten dat vrouwen hier nogal moeite mee hebben en de term Nationaal-Grieks was geboren: herstel democratie en een nieuwe grondwet stonden bovenaan in de agenda.

Maar je weet wel hoe dat gaat met nieuwe regeringen: die worden niet oud. Het is wat dat betreft net water. Eerst een trits arrestaties. Ieder wezen met al dan niet gedachte linkse sympathieën werd opgepakt. Hieronder zoon en papa Papandreou en de componist Theodorakis. Van 480 communisten werd het staatsburgerschap afgepakt en als toeristische pleisterplaats stelde het voormalig Hellenië geen ene reet voor.

Koning Constantijn II, die zich na enige tijd van verplicht verlof stierlijk verveelde, zon op een contra-staatsgreep op een moment dat het kolonelsbewind verzwakt was vanwege alle innerlijke verdeeldheid. Zoiets als de LPF na de verkiezingen van 2002. Uiteindelijk vluchtte Constantijn naar Rome en niet alleen omdat daar alle wegen toen al naartoe leidden zetelde daar ook zijn huisbankier. Immers ook een koning moet buiten het eigen land gewoon afrekenen bij de kassa van om het even welke grootgrutter en dan is een gevulde portefeuille onontbeerlijk.

Het voert te ver alle perikelen uit-en-ter-na tot in het kleinste detail te bewieroken, af te keuren of in ieder geval te beschrijven. Het voldoet mijns inziens te melden dat half november 1973 serieuze opstanden van studenten aan technische hogescholen in Athene en Thessaloniki met als inzet de eis van directe (dus niet pas het jaar daarop) verkiezingen, ontheffing dienstplicht (tsja, als je toch bezig bent als jongere je pad te effenen) en herstel democratische normen en waarden; hervormingen van voorgaande hervormingen, dus. De regering, de puberale rebellie meer dan zat, liet daarop campussen en hogescholen omsingelen door het leger, waarvan meer dan de helft nog nooit een school van binnen had gezien (laat staan er iets had opgestoken), en de noodtoestand werd afgekondigd. Daarop en omdat het volk er zo aan gewend was pleegden enkele hoge officieren op 25 november 1973 maar weer eens een staatsgreep en Papadopoulos werd afgezet als een zwart been met gangreen.

Uiteindelijk kwam de boel in 1974 weer op zijn archaïsche politieke pootjes terecht en verwerd Griekenland tot het vakantieland dat we nu zo goed kennen van arbeidzame en in het CAO vastgelegde jaarlijkse uitvluchten. Een paar van de grootste doerakken, waaronder Papadopoulos, die in 1999 stierf in de zwaarbewaakte gevangenis in Athene, werd ter dood veroordeeld of langdurig gevangengezet.

Nu nog en voorafgaand al deze hectiek, roepen we deze dag, 17 november, uit tot de dag waarop de democratie zal worden gevierd,’ zei Mirjam. ‘En wellicht is het een idee van wankel evenwicht om van 17 november een merknaam te maken van een meer dan gewoon beruchte terroristische groep alhier in Griekenland. Die noemen we dan: Revolutionaire Organisatie 17 November. Of (in goed Grieks): Epanastatiki Organosi dekaefta Noemvri.’

‘Wat een fijn plan,’ zei Ton Lebbink die ademloos naar Mirjam had geluisterd. ‘Je hebt een geweldige fantasie met een realistische invalshoek. Je zou beter lesbisch zijn en politieke thrillers schrijven. Daar zit brood in met roomboter en veel en dik beleg.’
   ‘En met een bijnaam; een schrijversnaam die beklijft.’
   ‘Wat dacht je van Patricia Hoogsmid?’
   ‘Dat is lang niet slecht mijn lief,’ en ze begon te pennen in een boekje met veel wit en volop ruimte voor literaire spielerei.

Mirjam de Schoot van God schudde lachend haar blonde kop. ‘Nu eerste een paar uur met mijn frisse flamoes onder de terrastafel - ik heb nu mijn haar rood geverfd en jij bent de enige die nog weet wie ik ben.’ En weg, zweefde deze godin op aarde: de voet innig verstrengeld met Ton zijn aangenaam warme mensenvlees en op die wijze literaire scherpte toevoegend aan zijn alsmaar meer ontluikend schrijftalent.

OVER KLEINE DINGETJES SCHRIJVEN
IS HARTSTIKKE LEUK

Maar ja,
met ‘er kruipt een rups over de Overtoom’ win je geen prijzen,
met ‘een vlinder in de dop is het puin van platgetreden paden’,
krijg je misschien een knikje van een jurylid dat niet al te jaloers is.
Ik zou over ‘hongerloontjes’ kunnen schrijven, maar dat is niet een klein dingetje, wel een makkie.
Kun je lekker over grenzen trekken verontwaardigd zijn.
‘Krakers’ nog makkelijker.
De zinloosheid van huur betalen als spandoekstaal uit je mouw schudden.
Maar goed … ik wilde een dingetje doen …

Gedicht
Ton Lebbink (Amsterdam begin 21ste eeuw)

Tekst
Peter Joore (16 februari 2023)

Fotografie
Beaty Czetö (Café Helmers, Amsterdam, 3 maart 2011)

Noot
(*) Dat zouden ze in Nederland eens moeten doen.

23-02-2023