Comillas: ‘Dichter aan Zee kom je nimmer’

Ton Lebbink in het Beloofde Dorp bij avond en nacht

Ton Lebbink in het Beloofde Dorp bij avond en nacht

COMILLAS - Op een uur in de avond dat veel te vroeg was voor ook maar een beetje Spaanse kok schoven Maria en Ton Lebbink aan in een restaurant dat Quique heette en maar vier zitplaatsen telde. Het overgrote deel van de lokale bevolking stond ook veel liever aan de smoezelige bar waarop alweer tapas. Nu louter een rijtje van zee-producten. Je had ze met schaal en zonder. Die zonder schaal en schelp hadden graat of voelden rubberachtig aan. Ook lagen er groene vingers met een nagel. ‘Percebes,’ zei de nukkig uit de ogen kijkende eigenaar.

Quique leek in eerste instantie meer snackbar dan restaurant. Tot je aan het eten sloeg. De tl-balken gaven het een sfeerbeeld dat onwerkelijk aandeed en de huid witter deed lijken dan die was. Ton Lebbink, die met een speld kleine wurmpjes uit een gedraaid slakkenachtig huisje stond te wurmen, kreeg een boze blik toen hij de culinaire residuen terug legde op het schoteltje. Met een woeste zwaai mikte de eigenaar, die: hoe verrassend! Quique heette, de schelpjes e het servetje met zilt zee-vocht en al door de zaak. Ton Lebbink, die toch wel wat Iberische onpraktische vermakelijkheid gewend was, keek hem lodderig aan. Nu verscheen er een glimlach op het gezicht van Quique en hij wees op een bezem. ‘Zo doen ze dat hier,’ lachte Maria met hem mee.

De die dag stralende hemel betrok in hoog tempo. Het was binnen vijf minuten zwart als de kachel. Een roffelende donder, twee bliksemflitsen en er kwam een hoosbui uit de hemel die Noach moet hebben doen slikken. Daar was geen Ark tegen bestand. Gelukkig was Comillas, waar regenbuien van dit kaliber rond het jaar nul waren uitgevonden, bestand tegen overvloedig hemelwater.

Ton en Maria bestelden nog maar een wijn. Maria een sprankelende witte en Ton rood. Die hield niet zo van kleurloos of het moest jenever zijn. Vol verwondering keken de twee vrienden door het raam ter linkerzijde van de deur aan de doorgaande straatkant naar het vallend nat. De schuin aan de overkant aanwezige discotheek Bangla Desh was slechts een grauwe schim. Op straat passeerden twee kongeralen op de fiets. Wie het ongeluk had zich nog buiten te bevinden woest happend met de scherpe tanden rücksichloss verjagend. Bij de discotheek sloegen ze rechtsaf richting San Vicente de la Barquera.

Ton en vooral Maria zagen ernaar uit om naar hun kamer terug te keren. Lust bekroop hun lichamen vanwege de culinair erotisch gestimuleerde maaltijd. Eenvoud vol kracht en vitaminen. Daar had je geen Spaanse Vlieg voor nodig.
   ‘Nu de straat opgaan staat gelijk aan zelfmoord door verdrinking,’ zei Ton Lebbink. Hij lustte nog wel een glaasje en een hapje. Hij bestelde volop en ook Maria deed dapper mee. Ton had de hoop zijn laarzen uit te kunnen trekken en iets aan seks te doen met plezier uitgesteld. Hij zag dat buiten een octopus met zijn gezin op het terrasje ging zitten.
   Quique bracht vier glazen vers-getapte inkt, waarvan twee met een rietje, naar het overkapte tafeltje. Later volgde nog een schaal chipirones van de bakplaat. ‘Maak je niet ongerust,’ zei de eigenaar, ‘het zijn maar kannibalen. Die eten enkel dooie vrienden en bekenden.’
   De blik van Maria straalde een bizar komische mix van verbazing en walging uit. Ton Lebbink kon lezen en schrijven met haar ogen die meer zeiden dan de hele Bijbel bij elkaar. Hij zag wel dat zij de laatste restanten van een hitsige blik uit haar ogen perste, maar dat daar berusting en een onweerstaanbare uitgaanslust voor in de plaats kwam. Had hij daarentegen haar vulva kunnen aanschouwen dan wist hij dat de nog altijd gigantische regenbui lokaal was.
   ‘Er is een bar die de moeite van het bezoeken waard is,’ zei Quique uren later toen ze hadden afgerekend en de regenwolken slap en lusteloos leeg richting Cantabrische Zee waren gewaaid om opnieuw te worden gevuld.
   ‘Enkele drankjes,’ hakkelde Maria gemaakt, ‘die gaan er nog wel in als koek.’
   ‘Hoe heet die bar?’
   ‘Mr. Kiwi,’ zei Quique met een valse grijns. ‘Die de groeten een Keto, de eigenaar. Die zorgt wel dat je niet droogvalt. Wel valt, niet droog.’

Tegen 00.00 uur vertrokken Maria en Ton Lebbink. Bij het kruispunt, waar de kongeralen rechtsaf waren geslagen, gingen ze naar links. De weg liep langzaam op tot na een klein kwartiertje Mr. Kiwi en zijn opmerkelijke klantenkring was bereikt.

WACHTEN OP DE WITTE RIDDER

de prinses voelt met een natte vinger
of haar strijkbout heet genoeg is
trekt haar kuisheidsgordel hoog
een beetje

haar witte ridder?
een rammelend harnas
een mannetje met jeuk

de hitte van haar bout
kost hoogstens een minuutje
tijd verstrijkt

(Emma Klage)

Gedicht
Ton Lebbink

Tekst
Peter Joore

Fotografie
Beaty Czetö

05-03-2024