Alle propjes in de kroeg (Shalalali, shalalala)

Ton Lebbink: Douwe de Gooier

Ton Lebbink: Douwe de Gooier

Ex-dominee Douwe Dogma zat aan de leestafel. Zijn - onder invloed van het almaar doorjakkerende kroegleven - rap ouder wordende ogen, afwisselend wijd opengesperd en dan weer kierend als een Chineesje, deed hij, de schijnheilige, manhaftige pogingen het jongste krantennieuws tot zich te nemen.

Ten slotte gaf hij het op, verfrommelde De Vérschrijver en mikte deze achter de bar waar dienster Caroline juist een reeds lang vergeten jeugdpuistje stond uit te knijpen. Ze stond geconcentreerd naar het witte wurmpje te kijken toen de prop ex-cellulose voor haar langs vloog.

Nijdig richtte zij zich op. Toen keek ze naar rechts en ontwaarde de eens zo vrome werper. In haar hoofd zong een reprimande van duivelse aard met een lengte die Psalm 119 tot een kattenbelletje deed verschrompelen. ‘De heer is niet langer met je, Douwe,’ begon Caroline, ‘als je zo doorgaat smijt ik je buiten. Harder en venijniger dan die prop van jou.’

De schrik sloeg hem om het nu staccato kloppend hart. Dat het hard bergafwaarts met hem ging wist hij ook wel, maar gooien en smijten in wat inmiddels ook zijn stamkroeg was … Daar bestond geen excuus voor. Kruiperig kroop hij richting de uitgeknepen Caroline. Zij kon het niet geloven dat notabene een ex-dominee vergiffenis vroeg aan een atheïstische barvrouw en schoot in de lach. Na enige minuten vond zij dat dit lang genoeg had geduurd en sloot die vrolijkheidstirade hikkend af.

Wezenloos stond Douwe Dogma op zijn laatste benen en riep nu eens niet de Heer, maar Ton Lebbink aan. Die kwam krassend aangevlogen, daalde minutieus af op een vrije kruk en keek vorsend rond zoals raven en kraaien dat doen. Douwe Dogma’s benen waren als verlamd of afgezaagd; hijzelf veranderd in een zoutpilaar. De hitte maakte zich kwadratisch meester van zijn verschrompelende lichaam. In zijn keel sneden ontelbare scheermesjes door zijn verhemelte. Liters zuur vormden het bewijs van een onstuitbare antiperistaltiek. Omlaagdrukken van die rode pH-golf ging niet meer. Zijn ingewanden scheurden open en Café Helmers verzwolg en ging onder in die gifgroene golf gal.

Toen de zure vloed voorbij was zat ex-dominee Douwe Dogma geknield op de houten vloer, waar kleine kots-vretertjes bezig waren de laatste slierten gewijde maaginhoud tussen de nerven vandaan te knabbelen. Het was nu doodstil in dit café dat we allemaal inmiddels zo goed kennen en waar de meeste lezers weleens hebben aangelegd om een drankje te drinken, wat sfeer te snuiven of zelfs even met een der hoofdrolspelers in gesprek te raken.

Ver weg, donderde het onweer dat de kar, die ratelend over de keien denderde, ver overstemde. Douwe Dogma droop af en of we hem ooit zullen wederzien … blijft nog even de vraag.

VERGEEFS EEN VILTJE VOLGEKRABBELD
(knibbel schreef op 2016-12-15 13:51):

er staat een fluitje op mijn viltje
pen geëist van romige Martine
schattebout pur sang
van viltje kladje van gemaakt
thuis de kat koppie gegeven
ik moet iets hebben geschreven
ergens
het zal wel een habbekrats zijn geweest
iets koeterwaals ge-abracadabra
Amstel! zó begon het viltje
de blanke achterkant van een viltje
schrijvers blok

Tekst
Peter Joore

Fotografie
Beaty Czetö

Gedicht
Ton Lebbink

24-06-2021