Opgroeiende gedachten en andere woordspraken

Ton Lebbink: ‘Als ik mij nu niet interview …’

Ton Lebbink: ‘Als ik mij nu niet interview …’

‘Je zou eens een gedicht moeten schrijven met daarin het woord “IJlhoofdigheid”, zei een kakwijf van de eerste orde der laatste Mohikanen. Haar haar in een toef opgeharkte suikerspin zou Tante Leen scheel doen zien van volkse jaloezie indien haar longen nog lucht hadden verplaatst. De blonde truttigheid ten top.

   ‘Waar heb je dat woord vandaan, kakkertje,’ zei een keurige vrouw met borstelig biezenmattenhaar. De hedendaagse variant van de crew kut.
   ‘Ik heb me afgelopen week onledig gehouden met een roman van Ernest Hemingway,’ sprak de eerste afgemeten en met lichte affectie die niet alleen een Bloemendaals wiegen-bed verraadde, maar ook een chronisch opdoemend alleen-slaapcomplex.
  ‘Dat zal me wat.’
   ‘Dag en nacht feest,’ heet dat schrijven. En dat is het ook. Zelden een roman beleefd waarbij de titel het lezen zo strikt weergaf als hier. Die Hemingway wist er wat van: Met of zonder natuurlijk zonlicht dan wel pre-amfibisch spaarlampje, is iedere regel het lezen een waar feest. En trouwens, ik weet niet of je weleens vaker een stoere Ernest boek leest, maar het is niet enkel haaien en goudguppies of Iberische Burgeroorlog die zijn klok en hamerspel slaan.’

Ton Lebbink opende nu zijn mond voor het eerst richting dames, waarvan er eentje links en eentje rechts van hem zat. Ten eerste male om er gauw een negatieve geeuw van honderd jaar uit te persen en toen om te praten. Hij zei: ‘IJlhoofdigheid of vertigo is een ander woord voor draaiduizeligheid. Daaraan lijd je als je alles om je heen ziet draaien. “Het duizelt mij,” zeggen mensen die er last van hebben vaak. Ook kan het zijn dat je voor je gevoel zelf ronddraait als een kermisattractie, terwijl je stilligt. Op je bed, de vloer van de HEMA of een frigide prostituee.
   Het is een verstoring van het evenwichtsorgaan. Zoals bijvoorbeeld bij wie zeeziekte de kop opsteekt en bij de ongetrainde dronkaard. De sukkel die ’s nachts op bed, na een onverwacht drankgelag, de wereld om hem of haar heen continu voelt draaien. “Als een doedelzak,” is hiervan weer de Schotse variant.’

De dames waren er stil van. Dat was ook de bedoeling. Pratende en over niets blatende vrouwen waren Ton Lebbink een likdoorn in het oog. Al gaf hij later grif toe dat die ene, die van dat boek, lang niet mis was qua hersencapaciteit, interesse en als Laaglandse Barbarella-variant.
   Jammer van die oneetbare suikerspin. Maar een kokosmat was ook niet alles.

Ton Lebbink wenkte dienster Caroline en bestelde voor alle drie iets te drinken met de wijsvinger en het jaren geleden populair Crodino-gebaar en zei: ‘Denk niet dat ik er een gedicht aan ga wijden. IJlhoofdigheid leidt in de literatuur al rap tot rijmwoorden als “geiligheid”, “geile geit” en “het is hier niet veilig meid”. Dat is niet mijn op latere leeftijd tot volle wasdom gekomen Jugendstiel. Ik opteer voor serieuzigheid, driemaal daags voor diner, lunch en Paasontbijt.’

Ton Lebbink draaide zich ten hemel met de ogen en sloot zich af als een oester op het droge. Waren zijn kompanen maar hier. Zonder hen was Café Helmers maar een saaie boel. Toen pakte hij zijn zwarte aantekenboekje, de met een dito kleur gezegende en meest gegeten pen en dicteerde mompelend een interview aan en met zichzelf dat hij fluks opschreef. Daar had je meer aan.
   Al was het maar voor het nageslacht. Dus ging het heel doordacht, een bocht zo zacht over de oevers van menig gracht met heel veel snelheid en zelden zacht, tot er ontstond een literair wonderschone woordenpracht.

INTERVIEW

‘Ik kan niet mijn hele leven portier blijven. Ik heb mezelf per 1 januari uitgeroepen tot dichter.’ Ton Lebbink (38) ras-Amsterdammer, dichter, performer, ritmer en muzikant: ‘Ik voel me niet thuis in het literaire wereldje, ik word er een beetje draaierig van.’

Lebbink: ‘Ze hadden te weinig mensen voor een talentenshow in Paradiso. Ik droeg op verzoek een paar van mijn leukste gedichtjes voor. Men vond dat leuk.
   Thuis probeerde ik daarna gedichten uit op het nummer Death Disco van Public Image (Ltd.) (https://www.youtube.com/watch?v=eFxpL5TpZH0), de band van ex-Sex Pistol Johnny Rotten, op een verkeerd toerental. Het ritme en de tekst van het gedicht Vol Gas pasten precies bij elkaar. Zo ontstond bij toeval voor het eerst de verbinding tussen mijn tekst en muziek.’

Drammen
‘Als er woordspelingen in mijn gedachten schieten, schrijf ik ze vaak op. Het fijnste is om met een afgerond idee aan een gedicht te werken. Ik ben blij als ik dat heb. Anders ga ik gewoon schrijven en krijg ik langzamerhand een idee waarover ik het eigenlijk heb. Dat duurt heel lang, er wordt veel doorgestreept.
   Drammen mag niet, he. Ik wil dingen mild zeggen, zonder opgeheven vingertje.

Ik blaas de meeste dichters van het toneel. Ik heb trouwens nooit zo’n goed contact met andere dichters. Simon Vinkenoog heeft me eigenlijk volkomen afgewezen. Zo van “Ja, het zingt wel lekker,” weet je wel. Dat soort uitspraken. Jules Deelder is ook een van de mensen die mij wakker hebben gemaakt. Hij vertelt prachtige verhalen uit zijn hoofd!’

Thuis een dichter, op toneel een performer
‘Veel mensen zijn toch vooral onder de indruk van wat de show biedt, maar ze luisteren ook naar me en dat is het voornaamste. Ik zou trouwens graag eens voor blinden optreden. Ze zien niet, maar kunnen ontzettend goed luisteren.

Ik schrijf over de gemiddelde Nederlander en die bestaat niet. Hooguit nog op oude gravures en de tv-reclame.’

Hij zit op de stoep met een ijslollystokje het vermalen poedelvlees uit de groeven van zijn radiaalbanden te krabben.
Ja, hij is zuinig op zijn Polo.
Ze wentelt haar heupen, kirt, gaan wij lopen of te voet.
Nee Schat, zegt hij mat we gaan naar Gilze-Rije. Vol Gas.

Ton Lebbink 1982

16-04-2021