Het leven van anderen

Waarman's ogenblik

Vrijdagmiddag, ergens in januari. Waarman zat lekker thuis op de bank. Buiten was het kil en de regelmatige natte neerslag was ook geen feest. Onlangs verjaard en op weg naar bejaard realiseerde hij zich dat met de huidige tendensen en populistische maatstaven, waarbij veertig het nieuwe dertig was, vijftig het nieuwe veertig, et cetera, wellicht de dood het nieuwe leven zou worden. Hij zag er nochtans niet naar uit.

Het leven van anderen

Hij was toch niet van plan weg te gaan en presentgewijs in het bezit van een lustopwekkend rijtje (een handvol gevulde flessen) Schotse goudgeel van het vat. Hij schonk zich er met liefde eentje in.

Er werd gebeld. Een vriend met evenzo geen staplust en wel dorst stapte binnen. Waarman ontkurkte nog een bier en zette er ditmaal een oude genever naast. Het weekend leek begonnen. Na een zwijgende aanvangsfase waarin slechts werd genipt en naar King Crimson geluisterd, deed de vriend annex buurman zijn mond open en zei: ‘Zo, dat smaakt.’

Om te vervolgen met: ‘Het college van B&W is een abstract begrip. Zij kunnen de stad wel naar de gallemiezen helpen, maar de stad kan het bestuur, als begrip dus; het instituut, nooit vernietigen. In hun roofzuchtig verlangen de stad naar eigen idee te modelleren, waarbij genoten douceurtjes, bovenop een riant te noemen salaris met prima emolumenten, zeker voor dit ongeschooldenwerk, niet zelden worden genoten, is het een om de vier jaar (deels) met andere namen gevulde kliek die meedogenloos, kritiekloos en onzichtbaar; verscholen achter zelf opgeworpen ambtelijke barricaden, door anderen uitgedokterde beslissingen nemen die onze humane symbiose niet ten goede komen.’

‘Zo,’ reageerde Waarman, ‘dat is een boude bewering. Kun je die staven?’
   ‘Mwaah. Kijk maar rond en je ziet wat ik bedoel. Holderdebolderstraten, pleinen en stoepen waar je, als je niet oppast, je nekt kunt breken. Halve maatregelen. Onbeperkte instroom van “buiten” terwijl de kinderen nergens een eigen domicilie kunnen vinden. Moet ik doorgaan?’
   ‘Dat kan. Maar ik snap het helemaal.’
   ‘En dan nu weer die dreigende spreidingswet,’ daar is ook niemand blij mee.’
   ‘De enige goede spreidingswet is die welke van toepassing is op het seksuele leven van anderen,’ geinde Waarman met gevoel voor woordspeling. Hij dacht niet eens direct aan Waarvrouw.
   ‘Kijk,’ ging de vriend verder, ‘ik heb niets tegen oorlogsvluchtelingen. Het is al triest genoeg dat dit noodzakelijk is. Dat kun je een vluchteling niet verwijten. Dat er nu hele dorpen verrijzen, gelijk ons eigen Mrija, waar straks de bijl weer ingaat als Poetin de strijd moe is, dat vind ik raar. Dan krijg je revolte met een burgeroorlog als mogelijke resultante. Dat wil een mens toch niet!’
   Waarman knikte instemmend. Hij was de mening toegedaan dat als alle in Nederland legaal woonachtigen een eigen honk zouden hebben, zowel jong als oud, de commotie over de toestroom beduidend minder zou zijn. Misschien wel grenzend aan nul.
   ‘Ik bedoel enkel te zeggen dat als het aan de onderkant niet goed is, je dat merkt aan de bovenlagen. Het is immers slecht bouwen op moerasgrond. Dat weet eenieder.’

Waarman vulde de kelken nog eens en dacht dat het best eens een gezellige vrijdagavond worden kon.

Tekst
Waarman

Schilderij
Robert Daalmeijer

07-02-2024