VLAARDINGEN/DEN HAAG - Lokale politieke gelukszoekers die naar de hofstad gaan om landelijk furore te maken? Je hebt Agnes van Ardenne en Remi Poppe. Maar een directeur van Museum Vlaardingen die dezelfde stap noordwestwaarts maakt? Ja, natuurlijk (al moet de eerste stap nog worden gezet): Léanne Selles.
Na zeven subtropenjaren in Museum Vlaardingen de opbouwscepter te hebben gezwaaid vindt Léanne het tijd worden voor een nieuwe werkplek. Uiteraard eentje die weer binnen haar erfgoed DNA past. Daarvoor is ze immers opgeleid. Vanaf 1 januari aan te vullen met het nodige aan modern-historisch besef, want wie het Oranjehotel gaat besturen dient wel iets meer te weten van de Tweede Wereldoorlog dan koffietafelkennis alleen.
Voordat zij november 2018 in Museum Vlaardingen als directeur neerstreek was Léanne als Hoofd Publieke Zaken verbonden aan het Delftse Museum Prinsenhof. Als een communicatieve duizendpoot heeft ze die aldaar opgedane kennis in de Schelvispekelenclave in kunnen zetten om het zieltogende v/h Visserijmuseum een eigen gezicht te geven. Of ze daarin is geslaagd? Daarover verschilt men van mening (red.)
Léanne Selles: ‘De dag dat ik hier begon lag er een reddingsplan (dat €70.000 had gekost, red.) klaar. Yvonne Batenburg had zich hiervoor hard gemaakt. In het kort zou het museum drie jaar lang €50.000 extra subsidie ontvangen. Dat ging één jaar goed. In 2020 en 2021 gooide de epidemische pandemie Corona of COVID-19 roet in ieders eten en begon het leven haast opnieuw.
Ik kwam in een prachtig pand terecht. Maar wel eentje waar een kille ijslaag van lethargie en onverschilligheid overheen hing. Er gebeurde niets. De zichtbaarheid was nihil en de staf was zwaar uitgedund. Het museum was net nieuw na de uitgebreide renovatie van 2015 en bezuinigingen troef. Op Facebook was de algehele teneur dat Museum Vlaardingen een zinkend schip was. Een Titanic van glas, hout, steen en cement.
Daaroverheen het zogenaamde Bassie & Adriaan-debacle. De expo van en over de gebroeders Bas & Aad van Toor die eerst kwaad richting KW Haven gingen en daar hun spullen tentoonstelden. Dat het ook nog eens een succes werd deed het museum ook geen goed. Door inspanningen van met name de raadsleden Ben Vuijk en Tim Thiel is er uiteindelijk een tweede expo gekomen. Toen op museale wijze georganiseerd zeker geen ophoping van B&A-gerelateerde gadgets.
Dat musea rijk worden of zelfs maar geld verdienen aan een drukbezochte tentoonstelling is een vrij algemene misvatting. Kunst tentoonstellen kost altijd geld. Om Bas en Aad tegemoet te komen mochten ze de opbrengst van de merchandising in eigen zak steken. Ook hier mensen die op (a)sociale media hun ei moesten leggen met kreten als: “Hoe haal je het in je hoofd die twee kinderhaters een expo te geven.” Als je zo denkt zou ieder oorlogsmuseum ook zo de deuren kunnen sluiten. Historie die schuurt maakt namelijk ook deel uit van de geschiedenis. Zonder dalen immers geen bergen.’
Van de grond af
Het toen juist gerestaureerde museum was in de praktijk niet meer dan een opslagplek van kunst. Het publiek bleef weg en de organisatie rammelde. Léanne: ‘Bouwen. Dat was het doel. Duidelijk. Er kwam een nieuwe Raad van Toezicht met o.a. Hans Versluijs, Perry Moree en Jeroen Terbrugge. Dat was een noodzakelijke en welkome club. Met kennis van zowel besturen, kunst en financiën een stevig fundament waarop het prettig en veilig bouwen was.
We waren geen Visserijmuseum meer. Nieuwe uitstraling was gewenst. Nu zijn we een stadsmuseum. Dat klinkt misschien on-Vlaardings qua DNA, maar dekt de lading en herbergt nog altijd heel veel lokale inbreng van toen en nu. Dus ook met ruimte voor Bassie & Adriaan of, zoals nu de tentoonstelling over de eerste generatie Turkse migranten: Turkse Haringkoppen. Want, en collega Jan Anderson zei het al: ‘Geschiedenis ontstaat op dit moment.’
Bezoekers
Léanne: ‘In 2018 telden we 11.000 bezoekers. Dit jaar zijn dat er zo’n 15.000. Vanwege de Corona heeft de wereld bijna twee jaar stilgestaan en onze ontwikkeling naar een volwaardig museum ook. Verandering kost tijd. Dat weet eenieder. Ik had graag meer bezoekers gewild, maar dat wordt een taak voor mijn opvolger. Tot die is gevonden neemt Margareth Bles (nu: Raad van Toezicht) de honneurs waar.
Van Haringstad naar Hofstad
Dat Léanne na zeven jaar Vlaardingen verlaat heeft naar eigen zeggen niets te maken met de behaalde resultaten. ‘Ook al heb je het nog naar je zin in je functie, je kijkt altijd om je heen. Ik althans. Ik werd eerder dit jaar getipt door een kennis die zei dat de functie van directeur bij het Nationaal Monument Oranjehotel per januari 2026 vacant zou komen. Ik heb me gemeld en na twee gespreksrondes was ik de gelukkige. Dat het straks een kwartiertje fietsen is van huis naar Oranjehotel is mooi meegenomen. Zeker als de zon schijnt.
Nu ga ik me richten op alles wat met WO II in Nederland te maken heeft. Ik zal trouwens Anne Frank weer eens uit de boekenkast moeten trekken en gaan lezen. Beroepshalve heb ik met die periode tot nu toe niet veel te maken gehad. Nu ga en moet ik mij erin verdiepen. Ook zal ik kennismaken mét en uitbreiden ván een nieuw netwerk en doorgangkampen als Kamp Vugt gaan bezoeken.
Het Oranjehotel (een bijnaam, red.) heette voorheen gewoon de Scheveningse Gevangenis en is in 1906 gebouwd. Sinds 2019 is het een herinneringscentrum én museum. Ruim 25.000 mensen zaten hier tussen 1940 en 1945 opgesloten voor verhoor en berechting. Vandaar de bijnaam. De Waalsdorpervlakte, waar tijdens WO II meer dan 250 mensen werden gefusilleerd, kan je zien als de achtertuin van het Oranjehotel.’
Dit jaar hebben zo’n 43.000 mensen de moeite genomen het Oranjehotel te bezoeken. Dat is grofweg driemaal zo veel als Museum Vlaardingen. Het zal niet tot stress leiden bij Léanne.
Léanne: ‘In de lente gaan we, met diverse directeuren van Nederlandse herinneringscentra op studiereis naar Litouwen, om te kijken hoe men daar de herinneringen aan WO II levend houden. 40-45 was een donkere periode die niet mag worden vergeten. Al was het maar om er lering uit te trekken.’ Maar of dat zo werkt met alle brandhaarden op deze planeet blijft een lastig te beantwoorden vraag.
Léanne: ‘Het Oranjehotel wordt gerund door een vijftal vaste krachten en meer dan 100 vrijwilligers. Vaak zijn dat mensen die een speciale band hebben met deze penitentiaire instelling, omdat er tijdens WO II familie is vastgezet op last van de Nazi’s. Denk in dit geval ook aan de achttien Geuzen. Door schrijver, journalist, dichter én verzetsman Jan Campert op papier vereeuwigd in zijn De achttien Dooden.’
Tot slot Léanne: ‘Ik heb Vlaardingen leren kennen als een mooie, bruisende stad waar ik met plezier heb gewerkt. Het is een bijzondere stad waar enige vorm van waardering op zijn plek is. Ik gun Vlaardingen dan ook een bruisend stadsmuseum van en voor alle Vlaardingers!’
Tekst en fotografie
Peter Joore
Fotobijschriften
Boven: aan tafel met op de achtegrond de historische Westhavenkade
Onder: van Vlaardingen naar Den Haag - 'Beam me up, Scotty'